
Ouders met een migratieachtergrond lopen tegen allerlei extra opvoedvragen op, naast de alledaagse vragen waar elke opvoeder wel eens voor staat. De meesten willen dat hun kinderen loyaal zijn aan de eigen (religieus-culturele) achtergrond maar tegelijkertijd aarden in Nederland, zich verbinden aan de bredere samenleving. Hoe kun je kinderen meer weerbaar opvoeden in deze zin? Hoe om te gaan met situaties waarin normen en waarden met elkaar botsen? Hoe te reageren als je kind gekrenkt is door ervaringen van uitsluiting, of ineens met extreme ideeën thuiskomt? Ouders (zoals trouwens ook leerkrachten en andere professionals rondom jeugd en gezin) weten zich met dit soort kwesties vaak geen raad. Uit ongemak kunnen zij de zorgen van het kind bagatelliseren, of wegkijken of het kind bestraffen. Kinderen staan er dan alleen voor. Veel onderzoek laat zien dat het ontbreken van steun vanuit het gezin, juist ook bij dit soort vragen van zingeving en identiteit in een wereld met weinig zekerheden, kinderen gevoeliger kan maken voor invloeden van derden, met het risico op marginalisering of radicalisering.
Terwijl steun voor ouders een belangrijke beschermende factor is, vinden zij die bij dit soort opvoedkwesties nauwelijks. CJG’s en jeugdteams hebben hierin nog weinig te bieden aan ouders met een migratieachtergrond. De toerusting van pedagogische professionals is vaak ontoereikend en velen zien het als ‘een vak apart’. Het roept ook onzekerheid op: hoe in gesprek te gaan met ouders over deze thema’s, wat is dan de boodschap die je kan geven? Daarbij komt dat het accent bij de huidige opvoedondersteuning sterk ligt op het hoe, op de techniek van het opvoeden, en niet op het ‘waartoe voeden wij op’. Sinds de 60’er jaren van de vorige eeuw is de waardenopvoeding toenemend een privéverantwoordelijkheid van ouders geworden, waar professionals zich niet in dienden te mengen. De gangbare interventies bieden handvatten voor de dagelijkse opvoeding, maar nauwelijks voor de morele vragen waarover ouders van nu zich het hoofd kunnen breken. De paar interventies die hier wel op inspelen zijn ontwikkeld vanuit migrantenorganisaties en worden nauwelijks door reguliere organisaties aangeboden.
In een tijd waarin het opvoeden voor ouders meer morele dilemma’s oproept, een spannender opgave is door de toenemende diversiteit van de samenleving, is het hoognodig deze lacune te vullen. Dit themanummer laat de resultaten zien van de pilot die een doorbraak beoogde: het op gang brengen van het gesprek over ‘heikele thema’s’ tussen opvoeders onderling en tussen opvoeders en opvoedprofessionals. In vijf gemeenten is geëxperimenteerd met manieren om ouders te bereiken en met hen, sleutelfiguren en professionele en migrantenorganisaties samen te werken om gevoelige opvoedkwesties bespreekbaar te maken. Het ging met vallen en opstaan, niet zo verwonderlijk omdat het zowel ging om inhoudelijke vernieuwing als om samenwerking tussen partijen die soms ver van elkaar af stonden. Maar dit themanummer laat zien dat er mooie resultaten zijn geboekt en werkzame elementen omschreven, tezamen een bron van inspiratie voor andere gemeenten en organisaties die werk willen maken van ondersteuning van ouders bij weerbaar opvoeden.
Actieonderzoek Weerbaar opvoeden
In 2016 zijn het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en vijf gemeenten gestart met pilots Weerbaar opvoeden in Culemborg, Delft, Leiden, Maastricht en Roosendaal. Binnen deze pilots is gewerkt aan het ondersteunen van ouders met een migratieachtergrond. Het hoofddoel was om tot bouwstenen te komen die dienen als aanvulling op het al bestaande aanbod van opvoedingsondersteuning voor ouders met een migratieachtergrond. Het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) deed hier binnen de deelnemende gemeenten onderzoek naar.
Binnen de pilots was specifiek aandacht voor cultureel-religieuze dilemma’s waar ouders tijdens de opvoeding mee kunnen zitten. Islamitische ouders met een migratieachtergrond stonden hierbij centraal, omdat zij over het algemeen extra worstelen met dergelijke uitdagingen en meer moeite lijken te hebben met het verenigen van hun eigen waarden en de in Nederland dominante waarden. Tijdens de pilot is onder andere geëxperimenteerd met de samenwerking tussen formele en informele partijen, maar ging men ook in gesprek met ouders over “heikele opvoedthema’s”, zoals: de omgang met ervaren discriminatie, de omgang met wij-zij denken en de omgang met de waarheid in relatie tot gevoelens van schaamte, schuld en eer.