Zorgen dat mensen zich betrokken voelen bij de samenleving, investeer in de ontwikkeling van veerkracht om uitsluiting en erger te voorkomen. Dat is het uitgangspunt van de Delftse aanpak. Een gesprek met twee betrokken voortrekkers van de aanpak in Delft.

Portretfoto 1
Ageeth Rentrop, senior beleidsadviseur Gemeente Delft
Portretfoto 2
Allal Sallou, regiomanager JGZ Zuid-Holland West

‘Ik weet het nog goed. Het was 2016. Er werd veel gesproken over uitreizigers, over de vluchtelingenstroom. Wij-zij sentimenten laaiden op’, blikt regiomanager Allal Sallou van de JGZ Zuid-Holland West terug. Hij maakte zich zorgen. Waar ging dit heen?

Ageeth Rentrop, senior beleidsadviseur van de gemeente Delft, voelde diezelfde onrust. ‘Ik weet nog goed dat ik thuis met vrienden aan tafel zat en we het over vluchtelingen hadden. Wat konden wij zelf in onze eigen omgeving doen? Het debat destijds was vooral ‘hoe kunnen we ze buitenhouden, je krijgt er alleen maar ellende van’. Dat vond ik zo pijnlijk. Ik wilde daar iets tegenover zetten.’ Rentrop besloot in de avonduren een projectvoorstel te schrijven. Over preventie, over inclusie en verbinding maken. Niet veel later raakten Sallou en Rentrop met elkaar in gesprek. Sallou: ‘We voelden dezelfde urgentie. Rond die tijd kwam ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de pilot Weerbaar opvoeden en zo kwam alles in een stroomversnelling.’

‘Door de veerkracht bij kinderen te activeren, bijvoorbeeld door een goede binding met hun vader, kan afglijden voorkomen worden'

Sallou: ‘We willen ervoor zorgen dat mensen zich weer betrokken voelen bij de samenleving. Dat er naar hen geluisterd wordt en dat ze aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid. Want daar gaat het mis. Wanneer mensen het gevoel hebben geen deel uit te maken van de samenleving, dan is de stap naar asociaal gedrag, naar agressie of criminaliteit niet zo groot.’ Rentrop: ‘Door verbinding te maken, kan afglijden voorkomen worden. Radicalisering is een vorm van afglijden, maar loverboyproblematiek en crimineel gedrag ook. Bij radicalisering komen natuurlijk meer factoren kijken, maar betrokkenheid is er wel één van.’

Rentrop: ‘Het is daarnaast belangrijk om kinderen die opgroeien in een extreem conservatief religieuze context weerbaar te maken tegen opvattingen die indruisen tegen artikel 1 van onze grondwet en leiden tot bijvoorbeeld exclusie van vrouwen en meisjes.’

Delft 1

Risicogerichte preventie

Makkelijker gezegd dan gedaan, realiseerde het tweetal zich. De risicogerichte preventie had de afgelopen jaren weinig aandacht gekregen. Beiden zorgden ervoor dat het onderwerp binnen de eigen organisaties op de agenda kwam. Rentrop: ‘Waar werd in de crisistijd op bezuinigd? Op alles wat op preventie is gericht. Denk aan de buurthuizen, het jeugdwerk en Halt.’

Delft liet zich inspireren door de Zweedse aanpak, waar ze al jaren risicofactoren voor afglijden onder jongeren inventariseren en daar beschermingsfactoren, zoals bijvoorbeeld ouderbetrokkenheid tegenover zetten. Rentrop: ‘Met behulp van uiteenlopende data kijken ze juist naar groepen die potentieel meer risico lopen op afglijden en investeren in de ontwikkeling van veerkracht. Deze groepen blijven ze ook volgen.’

‘We zijn er niet alleen maar om oortjes en oogjes te checken. We kunnen ook onze preventieve rol pakken om kinderen weerbaar te maken’

Ook in Nederland zijn er groepen in de samenleving die nauwelijks deel uit maken van sportclubs of verenigingsleven, stelt Sallou. ‘Deze basale voorzieningen zijn voor kinderen en jongeren een leerschool hoe je je tot elkaar verhoudt. Als je daar niet bij zit, mis je die arena waar je dat kunt leren. Statistieken laten helaas ook zien dat bepaalde groepen de weg naar vroegtijdige zorg niet weten te vinden. Maar we zien wel een oververtegenwoordiging van dezelfde groep in de gedwongen, zware zorg. Dat is heel ernstig. De vraag dringt zich op of we daar met z’n allen niet verantwoordelijk voor zijn?’

Ook de consultatiebureaus en schoolartsen van de JGZ hebben daar een rol in, klinkt het. ‘We zijn er niet alleen maar om oortjes en oogjes te checken. We kunnen onze preventieve rol pakken om kinderen en jongeren weerbaar te maken.’

Delft 2

Argwaan

Zo kwamen de verhalen van de gemeente en JGZ bij elkaar. De gemeente Delft begon contact te leggen met de migrantengroepen die nauwelijks aankloppen bij lokale jeugdteams voor hulp. ‘Onze projectleider is op zoek gegaan naar sleutelfiguren. Dat bleek lastig. Opvallend in Delft is dat de migrantengemeenschappen veelal religieus-conservatief zijn. De argwaan richting gemeente en instanties bleek erg groot. Het viel niet mee een opening te vinden.’

Samen met JGZ besloot de gemeente Delft ondertussen zich niet op moeders, maar op vaders te richten. Moeders worden volgens Sallou vaak betrokken. De rol die vaders hebben in de opvoeding lijkt daarmee op de achtergrond te verdwijnen. Sallou, die eerder in Utrecht ervaring op deed met vadergroepen: ‘Terwijl – zeker voor jongens – een goede band met de vader zo belangrijk is. We zien vaak twee reacties óf de zoon is boos op de vader omdat hij een ‘loser’ is en het niet heeft gered in Nederland. Óf de zoon is boos op de samenleving om wat hij meent dat zijn vader is aangedaan.’

Sallou: ‘Het kostte meer tijd voor het vinden van een geschikte groep vaders dan verwacht. Om vertrouwen te winnen en verbinding te leggen was langdurige inzet nodig. Het aansluiten bij al vaststaande ontmoetingsmomenten, zoals het vrijdaggebed was een geschikte manier om vaders te bereiken.’

Islam-expert

Met hulp van sleutelfiguren werd een groep islamitische vaders gevonden. Vervolgens werd islam-expert Rafik Dahman ingeschakeld. ‘We hadden een ingang, een brug nodig, om deze vaders te betrekken.’ Voorop stond dat de bijeenkomsten van de vaders geen training zouden zijn. Sallou: ‘We wilden niet gaan vertellen hoe zij hun kinderen op moeten voeden. Nee, we hebben juist gezegd, denk met ons mee. Ik heb ze de eerste avond ook aangesproken op onze gedeelde zorg. De zorg over de kinderen, die elke ouder kent. Deze vaders willen ook het beste voor hun kinderen.’

Sallou: ’Het was bijzonder om te zien wat er tijdens de bijeenkomsten ontstaat. De islam-expert kon veel dilemma’s van de ouders in een religieuze context plaatsen en sprak ze aan op hun verantwoordelijkheid.’ Hij benadrukt dat de bijeenkomsten geen lange theologische discussies waren, maar gesprekken die heel concreet over de relatie met de kinderen gaan. ‘Weet je zoon of dochter eigenlijk dat je van hem of haar houdt? Wat doet je kind eigenlijk op school?’ Ook de vaders zelf komen met dilemma’s over opvoeding of over school.’

Vertrouwen

De gedeelde zorgen in Delft leiden volgens Rentrop en Sallou zo tot nieuwe bondgenoten in de stad. Bondgenootschappen met religieuze ouders, met instellingen, met de islam-expert. Rentrop: ‘Het was zeker niet de makkelijkste weg. De contacten met de groep zijn fragiel, er moet veel in het vertrouwen worden geïnvesteerd.’

De vadergroep in Delft is inmiddels zo enthousiast dat de volgende ronde bijeenkomsten al is gestart. Een aantal vaders heeft ook belangstelling voor andere activiteiten. ‘We zien dat deze aanpak werkt en we gaan nu ook andere groepen in de stad benaderen.’

Delft 3

Rentrop. ‘We hebben geleerd dat we veel meer moeten investeren in relaties met deze groepen. Dat zijn we in onze samenleving afgeleerd, maar voor een binding op langere termijn is dat essentieel.’ Sallou: ‘We hebben soms de neiging in het sociaal domein om lastige kwesties weg te organiseren. Dan bestaat het niet. Maar dat gesprek moet je niet uit de weg gaan. Je moet die lastige dilemma’s juist opzoeken.’

Afbeelding wethouder
Hatte van der Woude, wethouder Jeugd, Onderwijs, Integratie en Emancipatie bij de Gemeente Delft.

‘Een goede opvoeding alleen is soms niet voldoende’

Een islamitisch expert in de arm nemen om ouders te bereiken? Wethouder Hatte van der Woude (VVD) in Delft blijft kritisch. Ze legt uit waarom.

Investeren in de weerbaarheid van kinderen. Investeren in beschermende factoren. Met oog voor groepen die risicolopen. Daar gelooft de wethouder Jeugd, Integratie en Onderwijs in. Dat staat voorop in het Delftse jeugdbeleid. ‘Het is een maatschappelijke trend om alle hobbels op de weg van een kind weg te strijken met als gevolg dat ze later de wereld niet meer goed aan kunnen. We moeten daarom investeren in veerkracht. Dat sluit zeker aan bij weerbaar opvoeden, maar of het ook radicalisering kan voorkomen?’

Weerbaar opvoeden is volgens de wethouder één onderdeel van een brede integrale aanpak tegen radicalisering.  ‘Het proces van radicalisering is complex. Jongeren die afglijden richting criminaliteit hebben vaak een aantal bekende risicofactoren – armoede en familieproblemen – gemeen. Bij radicalisering is dat niet altijd het geval. We weten dat onder aanslagplegers wereldwijd succesvolle, hoogopgeleide mensen zitten. En er is sprake van een ideologie waarin haat en geweld wordt gepredikt, een giftig element. Opvoeden in een liefdevol gezin wordt nu alom gezien als de Haarlemmerolie, maar daar kan niet alles mee opgelost worden. Soms is meer nodig en dat bieden wij in Delft ook.’  Door preventief in te zetten op risicogroepen, door goed te monitoren en nauw samen te werken met onderwijs, maatschappelijke organisaties en veiligheidsdiensten.

Overheden moeten volgens haar wel alert zijn op ‘het voorportaal van radicalisering’. ‘Het is erg lastig voor een kind om op te groeien in een omgeving waarin je te horen krijgt dat homoseksualiteit een ziekte is of dat sommige meisjes haram zijn. Je moet dan manoeuvreren tussen thuis en de rest van de stad.’

Maar gemeenten moeten zich tegelijkertijd verre houden van religie, benadrukt van der Woude. ‘Daar gaan we niet over, daar vinden wij niets van.’ Het verklaart haar aarzeling om een islamitisch expert in de arm te nemen om bepaalde groepen ouders te bereiken. Ze besloot het ‘toch aan te kijken.’  ‘Een religieus expert kan het vertrouwen winnen en kan daardoor het gesprek met deze ouders aangaan over opvoeding. Dat is waardevol.’

Of ze andere steden deze werkwijze zou aanraden?  ‘Het inzetten van een religieus expert kan een middel zijn, afhankelijk van de vragen van de groep. Maar gemeenten moeten alert blijven, niet afglijden naar cultuurrelativisme. Naar ‘ách, zo werkt dat nu eenmaal binnen die cultuur.’  Ik zie vooral heil in het voorkomen van een parallelle samenleving in de stad waarbinnen artikel 1 van de grondwet niet gerespecteerd wordt. Dat kan door in te steken op de jeugd. Idealiter zou deze aanpak na enige tijd overbodig moeten zijn.’